Op pad met ezel Cachou
Het zal zijn uiterlijk zijn, dat de ezel nog steeds als minderwaardig wordt beschouwd aan het paard, maar als je een week door de bergen trekt met Cachou merk je wat een dier werkelijk edel maakt. Volkskrant-journalist Toine Heijmans trok met zijn gezin als ezelkaravaan door de Franse Queyras.
Het vierde kind is ezel Cachou
Cachou is de ezel met de lange stugge haren. Hij heeft een nacht lang in de regen gestaan bij de berghut waar we slapen, het onweerde behoorlijk en hoog op de rotsen ligt 's ochtends verse sneeuw, maar het deert hem niet. Hij staat kalm te wachten in een weitje tot we verder gaan, en drukt 's ochtends enthousiast zijn doorweekte kop tegen me aan als ik brood kom brengen voor ontbijt.
Het is de laatste dag, we kennen elkaar inmiddels een beetje. Cachou is meer geweest dan alleen de lastdrager van het gezin, een handige manier om met drie kinderen door de Franse Alpen te navigeren. Ook met een ezel, heb ik geleerd, kun je een verstandhouding opbouwen. Hij is het vierde kind.
Over zijn druipende lijf leg ik de deken, en daarop komt het houten raamwerk voor de ezeltassen. De leren riemen span ik strakker aan – we gaan naar beneden straks, het regenwater vormt beekjes langs de steile bergflank, het zal glad zijn onderweg en de lading op zijn rug mag niet gaan schuiven.
Mijn dochter controleert de hoeven. Ze is doorweekt, net als Cachou – die niet voor niets is genoemd naar de beroemde Franse hoestpastille. Het is een week lang warm en zonnig geweest en dit is de laatste dag, de wolken kruipen langs de rotswanden naar beneden – de enige zegen van de regen is dat de steekvliegen slapen die elke dag om Cachou hebben gezwermd. In formatie, hele squadrons steekvliegen om zijn knieën, enkels, nek die hem prikten waar ze prikken konden, totdat fijne straaltjes zuiver bloed langs zijn benen naar beneden liepen. Het hoort erbij, hebben we geleerd, het is niet erg en elke dag smeerden we de wondjes dicht met de witte pasta die de ezelman had mee gegeven.
Stevenson en zijn Modestine
In de bergen kun je je geen beter gezelschap wensen dan een ezel. Cachou doet daar duizend keer beter dienst dan een paard. Hij is kort en stevig en valt nooit om, en hij kan ongelooflijk lang zonder water. De elementen laten hem koud: van oorsprong is hij een woestijndier. Hij klimt een hoge pas op zonder zweten, en als je achterblijft kijkt hij om waar je blijft. Dat is waarom je hem de eigenwijsheid vergeeft, die heel diep in zijn genen is opgeborgen.
De Schotse schrijver Robert Louis Stevenson liep in 1879 twaalf dagen lang door het ruwe landschap van de Franse Cevennen, in zijn eentje. 'Wat ik nodig had was iets goedkoops en kleins en gehards', schreef hij in de novelle Reis met een ezel, 'en van een flegmatiek en rustig temperament'. Hij kocht voor dat doel de ezel Modestine, die nauwelijks vooruit te branden was. Hij sloeg het dier zo hard dat hij er soms misselijk van werd, maar had uiteindelijk moeite om afscheid te nemen.
Tegenwoordig neem je een ezel niet uit noodzaak mee de bergen in, maar voor de kinderen (en ook een beetje voor jezelf). Kinderen vinden bergwandelen op zo'n manier ineens leuk, is het idee. Soms mogen ze op zijn rug, en na een lange dag zetten ze hem liefdevol in een wei, geven hem oud brood en mandarijnen, borstelen zijn stugge vacht en krabben zijn hoeven. Hij laat het zich onverstoorbaar aanleunen en als het klaar is - zijn vacht en de hoeven glimmend, helemaal schoon en gereed voor de nacht - stort Cachou zich vrolijk ter aarde en rolt een paar keer door het zand. Daarna staat hij op en drukt amicaal zijn stoffige kop tegen je aan.
Wat een ezel onderweg ook uitvreet, uiteindelijk vergeef je hem alles.
Autonoom karakter van de ezel
Daar gingen we, met Cachou, een week wandelen door de Queyras, een kalme uithoek van de Franse Alpen waar zelfs in het hoogseizoen de stilte overheerst. De Queyras is bijna een land op zichzelf, goed opgeborgen tegen de Italiaanse grens, omboord door Alpentoppen van drieduizend meter hoog, trots op z'n autonome karakter en op z'n driehonderd dagen zon per jaar. Er wonen 2500 mensen in zeven dorpen, die allemaal een eigen dialect koesteren. Ondanks de zon is het er zelfs op grote hoogte groen; elk weiland kleurt van de bloemen en de bijenkasten, en in de couloirs en sleuven van de rotswanden die het gebied omheinen houdt de laatste sneeuw nog stand.
'De kleine republiek Queyras', schreef het tijdschrift Alpes Magazine. 'Het best bewaarde geheim van de Hautes Alpes', schreef Le Figaro. De dorpen zijn er gehuchten, de huizen van hout met daken van lei of aluminium. De enige plek die er serieuze aantallen toeristen trekt is Saint-Véran, het 'hoogste dorp van Europa' (2042 meter) met traditionele houten huizen en winkels met traditioneel houtsnijwerk. 290 inwoners en een grote parkeerplaats voor de bezoekers zodat het in sfeer wel op het Nederlandse dorp Marken lijkt - maar als je daar met de ezelcolonne doorheen komt en honing koopt bij een imker, een oude man die sloffend voorgaat door zijn woonkamer en vertelt dat hij dit al doet sinds hij een kleine jongen was, gloort er toch nog iets Middeleeuws doorheen. De kinderen eten ijs en Cachou ook. Dat ezels ijs eten, en chocoladekoekjes, en daar net zo om kunnen zeuren als de kinderen - weer iets geleerd.
Niet de ezel, maar jij bent de baas
Cachou komt van Saint-Véran: hij staat er op de eerste dag te wachten in de wei bij de ezelman, Olivier Weber, die het druk heeft met opzadelen, afzadelen en uitleggen. Hij vangt gezinnen op die terugkeren, en helpt nieuwe gezinnen op weg de bergen in. Olivier is een tanige ânier, die precies weet wat niet alleen een ezel nodig heeft en dat de vaders van de huisgezinnen krachtig onderwijst: duidelijkheid.
Nooit trekken aan een ezel, zegt hij, altijd duwen – en hij gebruikt zijn hele lijf om te benadrukken hoe belangrijk dat is. Hij laat zien hoe je het houten raamwerk stevig vastsjort op zijn rug, de zongebleekte ezeltassen eraan hangt, en leiding geeft. 'Een takkenbos', zegt hij, 'is van belang. Sla hem op de billen, en niet te zacht!'
Als een ezel stilstaat heeft dat een reden, zegt Olivier, en het is aan jou die reden te ontcijferen. De ezel doet het nooit verkeerd, jij doet het verkeerd, let daarop. De eerste uren van de wandeltocht zijn cruciaal: dan bekijkt Cachou de situatie en bepaalt zijn houding ten opzichte van het huisgezin. Een softe ezeldrijver staat vaak stil, een duidelijke niet. 'Onthou!' roept hij na, als de kleine colonne vertrekt, 'jij bent de baas! Onthou dat!'
Dat hadden ze de schrijver Stevenson ook verteld, toen hij op pad ging met Modeste, en toch lukte het hem niet helemaal dat waar te maken.
Toneelspel van de ezel
Van ezels wordt gezegd dat ze koppig zijn, en dat zijn ze ook. Ezels zijn net jonge kinderen, staat in de handleiding die Olivier meegeeft, een boekje met duidelijke instructietekeningen. 'Als hij ontsnapt: ren niet achter hem aan, maar blokkeer zijn route en roep hem, maar schreeuw niet.'
Het duurt even voordat ik die woorden letterlijk neem. En dan gaat alles een stuk beter, al wordt het een gewoonte om de ezel vrijwel permanent tot de orde te roepen: Cachou! Ca-chou! Ca-chou-hou! CACHOU!
De belangrijkste reden voor Cachou om stil te staan is zijn vriend Billy. Die is tegelijkertijd verhuurd aan eenzelfde gezin voor dezelfde periode en dezelfde route, en de ezels hebben afgesproken niet verder te gaan zonder de ander. Dus trekken we in colonne de bergen op en weer af, met twee tevreden ezels en zes tevreden kinderen, alsof we pioniers zijn in een nieuw ontdekt land.
De tocht gaat door kerkgehuchten van een paar huizen, door bossen, over gemaaide, hellende weides bewaakt door piepende bergmarmotten, naar een pas op 2400 meter en naar een andere op 2700. 's Avonds mogen de ezeltassen af en staat het eten klaar in kleine pensions of in een berghut, en 's ochtends gaan de ezeltassen er weer op met daarin de lunch die alvast door de pension- of berghutkok is klaargemaakt. Dat is luxe, maar ook Stevenson sliep nooit in een tent.
Avonturenverhaal over ezels
Een ezel kan veertig kilo dragen, staat in de handleiding, dus gaan de kinderen één voor één op zijn rug. Hij maalt er niet om. Een ezel draagt de wereld als het moet. Cachou eet veel onderweg en is kieskeurig: hij houdt niet van kamille maar wel van schermbloemen en muizenoor in de berm ('Nooit toestaan dat hij onderweg planten eet!', had de ezelman gezegd maar het is al te laat) en hij houdt ook van Mentos en chocoladekoekjes.
Net als je eraan gewend bent geraakt, komt het einde in zicht.
De laatste dag hoog bij een berghut – het is een steil eind naar beneden door een glad beekjeslandschap, het pad overstroomd, de kinderen in regenjassen, de wolken liggen op de grond. Hooggebergtekou. Cachou en Billy huiveren. Voorzichtig zetten ze hun hoeven op de rots, ze aarzelen, kijken met hun grote ogen droevig naar mijn dochter. Kom maar Cachoutje, toe maar, je kunt het. Hij rilt. Zet een voorpoot in een bergbeek, en deinst dan achteruit. 'Hij wil echt niet', zegt mijn dochter. 'Het is gevaarlijk.' Arm dier: een halfuur heeft hij nodig om het riviertje vol gladde keien over te steken, en dan nog een uur wankelend en huiverend naar beneden – steeds heft hij zijn kop op, en duwt die in de armen van mijn dochter. Maar het gaat goed. Het is een sterk beest, Cachoutje. En met dat avonturenverhaal komen we trots terug bij Olivier, de ezelman.
'Ha!', zegt hij. 'Wist je dat ezels kunnen zwemmen? Als ze willen rennen ze die helling gewoon naar beneden. Allemaal toneelspel. Cachou! Niet meer doen hè.'
Cachou zwijgt, en eet zijn gras.
Dit artikel verscheen eerder in Volkskrant Magazine.