Door Matthijs Meeuwsen
Op Borneo kan één boom letterlijk duizend verschillende diersoorten huisvesten. Je reist er langs vliegende knaagdieren, giftige halfapen en gekrompen olifanten. Tien soorten om naar uit te kijken tijdens deze 17-daagse reis door het hart van Borneo.
1. Orang-oetan
In de natuur van Borneo is de orang-oetan natuurlijk de kopman van het rariteitenkabinet. De mensaap is met zijn roodbruine vacht, lange armen en bolle buik uitgegroeid tot het icoon van het oerwoud. Hoewel het voortbestaan van zijn soort door habitatverlies wordt bedreigd, zijn er op Borneo diverse projecten om het dier weer een duwtje in de rug te geven. We bezoeken de rehabilitatiecentra van Semenggoh en Sepilok, waar geredde orang-oetan worden klaargestoomd voor een terugkeer in het wild en je vanaf de vlonderpaden en uitkijkplatforms prima zicht hebt op hun guitige koppies.
2. Vleermuizen
De grandioze grotten van het Gunung Mulu National Park zijn groot genoeg om een vloot Boeings te parkeren. En dan nog zou er meer dan genoeg plek zijn voor de ontelbare vleermuizen die hier het plafond behangen. In de beroemde Deer Cave hangen volgens schattingen alleen van de gerimpelde lipvleermuis al zeker 3 miljoen exemplaren te bungelen. Rond schemertijd vliegen ze allemaal tegelijk uit, om als één ongrijpbaar organisme door het luchtruim te dansen, op zoek naar een smakelijk muggenmaaltje. Een onvergetelijk schouwspel.
3. Neushoornvogel
Neushoornvogels danken zowel hun naam als faam aan de gekronkelde, vaak kleurrijke, holle hoorn bovenop hun snavel. Misschien nog wel imposanter dan dit gevaarte is echter de bijzondere vertrouwensband tussen beide geslachten. Neushoornvrouwtjes broeden enkel in holle bomen. Het mannetje metselt de voordeur vervolgens dicht met modder, om zo zijn partner en het toekomstige nageslacht te beschermen tegen hongerige roofdieren. Er blijft slechts een piepklein gaatje over, waardoor hij zijn opgesloten geliefden krachtvoer kan aanreiken als ware het luikje in een Chinees restaurant. Pas na acht weken op en aan vliegen kan meneer zijn gezin weer in de vleugels sluiten.
4. Vliegende eekhoorn
In de evolutionaire ratrace zijn op Borneo de meest eigenaardige dieren opgeklommen. Niet verwonderlijk dus dat je hier een dozijn aan eekhoornsoorten in het bladerdak vindt die als een soort vliegend tapijt van boom naar boom zeilen. De diertjes zijn wel degelijk verwant aan de pluimstaarten bij ons in het westen. Met als voornaamste verschil dat zich tussen hun ledematen een membraan heeft ontwikkeld dat ze in de lucht kunnen uitklappen als een ingebouwde parachute. Met een beetje boom, een goede rugwind en een flinke sprong overbruggen de hoogvliegers soms afstanden van over de zeventig meter.
5. Neusaap
De neus van de neusaap heeft nog het meeste weg van een leeggelopen verjaardagsballon, vlak voordat het laatste beetje lucht is ontsnapt. Een flinke handicap op de datingmarkt? Integendeel. In de neusapenmaatschappij vallen de vrouwtjes juist in katzwijm bij het zien van een grote gok. Het ding dient bovendien als een versterker om het territoriale getoeter van de neusapen kracht bij te zetten en zo indringers op afstand te houden. De merkwaardige dieren komen alleen op Borneo voor, bijvoorbeeld in de kletsnatte natuurpracht van het Kuching Wetlands National Park. Ondanks hun reputatie als fervente klauteraars, trekken ze er geregeld een baantje. Ze hebben zelfs zwemvliezen tussen de tenen.
6. Plompe lori
Als er een wedstrijd zou bestaan voor het meest schattige dier in de jungle, kan de plompe lori alvast de champagne koud zetten. Met zijn droeve glimogen kijkt dit slome pluizenballetje immer alsof iemand zojuist zijn postzegelverzameling heeft afgepakt. Ondanks hun troetelbare uiterlijk hebben deze halfaapjes echter een vervaarlijke verdediging tot hun beschikking: in hun elleboogholte zit een giftige klier verstopt die hen de enige giftige primaten op aarde maakt. Wanneer ze worden aangevallen, hoeven ze alleen maar een lik van hun arm te nemen, alvorens een venijnige beet uit te delen.
7. Irrawaddydolfijn
Net als zijn spierwitte neefje in de poolwateren, de beloega, is de Irrawaddydolfijn gezegend met een flink gebutst voorhoofd. Je zou bijna denken dat-ie in de mangroves van Borneo geregeld tegen een boom aanzwemt. Niets is minder waar: de lichtgrijze dolfijn voelt zich er als een vis in het water. Hoewel het zeldzame zoogdier officieel te boek staat als rivierdolfijn, geven de meeste exemplaren de voorkeur aan ondiepe kustwateren. Ze houden zich ondermeer graag op bij de monding van de Salak rivier, waar je een goede kans hebt om een glimp van ze op te vangen.
8. Borneo dwergolifant
In de weelderige natuur van Borneo worden aan de lopende band nieuwe insecten, knaagdiertjes en overige onderkruipsels ontdekt. Maar een compleet nieuwe olifantensoort is andere koek. Dat de Borneodwergolifant pas in 2003 werd ontdekt komt dan ook niet omdat het beest eeuwenlang verstoppertje heeft gespeeld, maar omdat toen pas dankzij DNA-onderzoek duidelijk werd dat het een aparte soort betreft. Zoals de naam doet vermoeden is de olifant, ondermeer te spotten op de oevers van de Kinabatangan, kleiner van stuk dan andere Aziatische olifanten. Al is hij met bijna drie meter hoogte nog steeds een flinke jongen.
9. Maleise beer
De Maleise beer staat ook wel te boek als de honingbeer. Niet zonder reden: de kortharige klimkampioen versmaadt het glibberige goedje in grotere hoeveelheden dan Winnie de Pooh. Met zijn scherpe klauwen kan hij niet alleen moeiteloos de hoogste boom bedwingen, maar ook gehakt maken van menig bijennest. Echt kieskeurig is de relatief onbekende tropengast echter niet. Ook voor kleine knaagdieren, vogels, vruchten, eieren, termieten en insectenlarven haalt de beer zijn neus niet op. In het Borneo Sun Bear Conservation Centre heb je uitgebreid de kans om kennis te maken met deze alleseter.
10. Rafflesia arnoldii
Niet alleen qua dieren valt er genoeg bizars te ontdekken in Borneo. Ook de lokale fauna laat zich geregeld van zijn meest curieuze kant zien. De grootste uitslover is toch wel de Rafflesia arnoldii. De plant leeft als een parasiet op lianen en heeft zodoende geen wortels, bladeren of zelfs een stengel nodig. Er blijft dus genoeg energie over om de grootste bloem op aarde voort te brengen; meer dan tien kilo in gewicht en met de omvang van een flinke zitzak. Je moet wel een dubbele dosis geluk hebben om de beestachtige bloem te spotten: de plant staat elk jaar maximaal een weekje in bloei.