Tekst en fotografie: Lex van den Bosch
Patagonië staat vooral bekend om de spectaculaire pieken van Torres del Paine en de Perito Moreno-gletsjer. Maar wist je dat ook het merengebied van een verpletterende schoonheid is? Regenwouden, blauwe meren en dikbesneeuwde vulkanen, je reist door een landschap dat zijn weerga niet kent. En het leuke is, met een vierwielaangedreven huurauto kun je er nog gemakkelijk zelf rondrijden ook, langs tal van nationale parken. Reporter-reisfotograaf Lex van den Bosch reisde voor SNP door dit overweldigende deel van Chili.
Het merengebied in Noord-Patagonië Een roadtrip langs meren, regenwouden en vulkanen
´Welcome to Chile, Lex.´ De douanebeambte zet een stempel in mijn paspoort, een glimlach van oor tot oor. Het is de eerste in een reeks ontmoetingen met de vriendelijke bevolking van Chili. Een paar uur later slenter ik in hoofdstad Santiago wat rond over het Plaza de Armas, het parkachtige centrale plein met historische gebouwen uit de Spaanse tijd. Gehaaste zakenmensen, verliefde stelletjes, groepjes jongeren, alles loopt, zit en hangt door elkaar heen. Onder een palmboom, op een bankje in de namiddagzon, of zomaar ergens in de schaduw van de kathedraal. Een paar straten verderop, in de Mercado Central, een 19e-eeuwse markthal met veel gietijzer en glas, lopen de eettentjes inmiddels vol. Hier kun je terecht voor een paila marina, de lekkerste vissoep ter wereld.
Het merengebied
Maar ik ben niet alleen voor de hoofdstad naar Chili gekomen. Mijn doel is het merengebied, in het noordelijk deel van Patagonië. Vanuit Santiago reis je er in een uur naartoe, met een binnenlandse vlucht op provinciehoofdstad Temuco. Het is nog fris als ik daar ´s ochtends uit het vliegtuig stap. Het is eind april, de herfst is al een paar weken bezig in Patagonië, en hoewel Temuco hemelsbreed maar zevenhonderd kilometer onder Santiago ligt, is het er aanmerkelijk kouder. Op de parkeerplaats staat mijn huurauto klaar, een Toyota RAV, een vierwielaangedreven auto zonder al te veel toeters en bellen, die heel geschikt is om de onverharde wegen in de natuurparken op een comfortabele manier aan te kunnen. Het is rustig op de weg en nog voor de lunch bereik ik overnachtingsplek Pucón, een plaatsje met een keur aan buitensportbureautjes, aan de voet van de Villarica, de 2853 meter hoge vulkaan. De besneeuwde kegel boven het intens blauwe meer lonkt, maar helaas heb ik te weinig tijd om de Villarica te beklimmen. Want vandaag rijd ik 34 kilometer de andere kant op, naar Huerquehue, een nationaal park dat ook hoog op mijn lijstje staat.
Wandelen langs woudreuzen
De laatste acht kilometers naar Huerquehue gaan over een steil en onverhard weggetje, iets wat mijn RAV in tweewielmodus nog steeds prima aankan, al blijft het fijn te weten dat je altijd wat ´over´ hebt, mocht de weg door bijvoorbeeld verspoeling moeilijker begaanbaar worden. Maar van water op de weg vandaag geen spoor.
Bij de ingang laat ik de parkwachter weten wat ik ga doen (je weet maar nooit als je in je eentje de bergen in gaat): de Sendero Los Lagos, een wandeling die start op 800 meter hoogte en die je langs een serie hoger gelegen meertjes leidt. Met de wandelkaart en de duidelijke markeringen langs het pad, wordt algauw duidelijk dat ik niet zal verdwalen in het park. Langs reusachtige bomen loop ik richting de dichtbeboste berg. Het zijn coihues, altijdgroene loofbomen met enigszins leerachtige blaadjes, die tot gigantische afmetingen kunnen uitgroeien. Daarna begint het pad te stijgen. Bij een uitzichtpunt met een bankje neem ik de tijd om eens uitgebreid in de diepte kijken; over het bos, over het meer, en naar de Villarica-vulkaan, die zijn besneeuwde top uit het landschap omhoog steekt.
Kleurenpracht
Nog hogerop, ik ben al bijna bij de rand van een bovenliggend plateau, zie ik de eerste slangendennen. De bomen met een kandelaarachtige vorm komen alleen in het zuiden van Chili en Argentinië voor en kunnen bijzonder oud worden. Dan bereik ik het eerste plateau, op zo’n 1300 meter hoogte. Geel, groen, oranje, blauw: bij Lago Chico, het kleinste meertje, gloeien de herfsttinten in alle kleuren. Bij een volgend meer is het spektakel nog intenser. En de kleurenpracht is nog niet voorbij, op de weg terug kleurt de wereld feloranje, tijdens de helderste zonsondergang die ik ooit heb meegemaakt. Zomaar vanuit de auto.
Het verdronken bos
Anderhalve dag later rijd ik door Conguillío, een nationaal park rond de vulkaan de Llaima, waar een aantal fantastische autokilometers op me wachten. Vanuit Pucón ben ik op doorreis naar mijn volgende overnachtingsplaats, de Suizandina lodge bij het Malalcahuello Nationaal Park. De gravelweg die het Conguillío-park doorsnijdt, slingert zich door een machtig vulkaanlandschap. Stoppen, kijken, me vergapen aan een vergroeid boompje, weer rijden, om iets verderop alweer te stoppen. Een houten bord met het opschrift ´Lago Verde´ brengt me bij een met felgroene bodembedekkers omzoomd meer, waar ik op een boomstam mijn meegenomen lunch eet. Daarna rijd ik door naar Laguna Arco Iris, een turquoise gekleurd meertje met afgestorven bomen. Het is ontstaan in 1994, nadat een door de Llaima-vulkaan uitgebraakte lavastroom een riviertje had afgedamd. Het bos dat er stond, verdronk.
Vismarkt
En dan is er de oceaan, de oneindige oceaan. Op weg naar kustplaats Valdivia heb ik voor het eerst uitzicht over het eindeloze blauw. Vanaf de hoger gelegen kustweg kijk ik toe hoe vissers vanuit kleine houten boten hun vangst aan land brengen. De volgende morgen zie ik op de Feria Fluvial (zo wordt de vis- en groentemarkt van Valdivia genoemd) wat er aan vis wordt verhandeld. Het is nog vroeg. De kooplui zijn er, de zeeleeuwen zitten op hun plek en de aalscholvers zijn neergestreken op het hek langs de kade. De gieren kijken liever veilig toe vanaf de boot. De marktlui hebben hun waar uitgestald in hun kraampjes: vissen, spinkrabben, octopussen, kreeften, mosselen, oesters, schelpdieren, het is te veel om op te noemen wat er in de vroege morgen weer aan land is gebracht.
Visliefhebbers kunnen op deze reis trouwens hun hart ophalen. Neem Puerto Montt, een paar honderd kilometer naar het zuiden, met de Angelmó vismarkt. Niet alleen kun je er terecht in een keur aan restaurantjes, ook kun je er op straat bakjes met heerlijke ceviche kopen; rauwe vis, schaal- of schelpdieren, gegaard in een mengsel van limoen- en citroensap, op smaak gebracht met korianderblad, verse pepers en ui.
Regenwoud
Een paar dagen later ben ik in totaal andere sferen, aan de andere kant van het land, tegen de Argentijnse grens. Chili mag dan 4300 kilometer lang zijn, het is maar een paar honderd kilometer breed. In het natte gematigde regenwoud van Huilo Huilo, een natuurpark met bos, rivieren en watervallen, logeer ik in een lodge waar de sfeer van het bos letterlijk naar binnen is gebracht, met veel hout en palen. Anders dan de andere natuurparken die ik bezoek in het Merendistrict (maar liefst 19% van het 756.000 vierkante kilometer grote Chili wordt bestreken door staatsnatuurpark) is Huilo Huilo niet in handen van de staat. Aan het meer van Llanquihue, met de Osorno-vulkaan op de achtergrond, kom ik tot rust. Het laatste meer, de laatste vulkaan, de laatste zonsopgang, ik kijk terug op een fantastische reis. Waar ter wereld vind je nou zo´n prachtige combinatie van regenwoud, oceaan, sneeuw, meren en vulkanen?
Met SNP door Patagonië
Lex deed een deel van de reis ´Argentinië, Chili - Patagonië & Lake District´, een SNP-rondreis die je niet alleen door het merengebied voert, maar ook naar de iconische pieken van Torres del Paine. Én naar de spectaculaire Perito Moreno-gletsjer.
Over Lex van den Bosch
Lex van den Bosch is van huis uit bioloog en woonde twee jaar in de outback van Namibië, waar hij een safari camp opbouwde aan de Fish River Canyon. Lex houdt van veel soorten buitensport, natuur, beesten en planten, een beetje geologie, een vleugje geschiedenis, talen, lekker eten en natuurlijk van reizen, verhalen maken en fotograferen.