Ontdek het eiland La Palma
La Palma is een van de steilste eilanden ter wereld met een van de grootste erosiekraters. Bovendien het weelderigst begroeide Canarische eiland, met een subtropisch nevelwoud. Verslaggever Pieter Baken wandelde een week op La Palma, bijgenaamd La Isla Bonita, het mooie eiland.
Op de top van Pico de la Nieve
Plotseling is het eiland onder mij verdwenen. Ik sta naast het topkruis van de Pico de la Nieve (2039 m). Alleen de bergtoppen van de krater Caldeira de Taburiente steken uit boven het wolkendek dat zich rondom uitdijt in alle windrichtingen. Ik bevind mij in de comfortzone: boven de wolken schijnt de zon, die aangenaam kietelt. De vele bananenplantages in de diepte zullen nu in de schaduw liggen. Het heeft iets rustgevends, de nevelbuffer tussen mij en de bedrijvigheid beneden.
Vanaf de top kijk ik 360 graden rond naar een landschap dat transformeert. Met helder weer is het topkruis niet meer dan een markering. Maar drijvend op de wolken herneemt het iets van zijn oorspronkelijk religieuze betekenis. Het dak van La Palma lijkt kortstondig een afspiegeling van de hemel.
Uitzicht op El Teide, Tenerife
Vlak achter het topkruis steekt de kop van de El Teide (3718 m) op Tenerife boven het wattenkleed uit. Je lijkt hem bijna over zijn bol te kunnen aaien. Maar schijn bedriegt: tussen de reus van Tenerife en de Pico de la Nieve ligt circa 150 kilometer Atlantische Oceaan. Boven de wolken van La Palma is de wereld overzichtelijk.
Alleen de Caldeira de Taburiente opent zich, alsof de krater geen wolkendek duldt. Ik wandel langs de rand van de anderhalf kilometer diepe put, een van ‘s werelds grootste erosiekraters, met een doorsnede van tien kilometer. Allesbehalve een dor vulkaanlandschap is het. De dominante Canarische pijnbomen hebben onwaarschijnlijke vormen: kaarsrechte hoeken, S-bochten en meer kunstzinnigheid. Het naaldendek is vol, wollig en glinstert in het zonlicht. Struikgewas bedekt de bodem die soms rood, bruin en geel kleurt. Dit landschap is verheffend, in meerdere opzichten. Laat ik het eiland voortaan noemen hoe het in de volksmond heet: La Isla Bonita, het mooie eiland.
Caldera de Taburiente en Cumbre de Vieja
Vier dagen eerder, een tussenlanding op Tenerife. Gympies en teenslippers schuifelen door het gangpad van het vliegtuig naar de uitgang, het witte strand tegemoet. De meeste bergschoenen blijven binnenboord, alsof ze collectief staken. Terug in de lucht tekenen zich beneden in de oceaan de contouren af van een handbijl uit het stenen tijdperk: La Isla Bonita. De centraal gelegen Caldera de Taburiente domineert. De imposante krater lijkt ons aan te kijken als het oog van een cycloop. In de zuidelijk gelegen punt van de handbijl zien we de contouren van vulkaanketen Cumbre de Vieja. Beide ketens splitsen het eiland overlangs in tweeën.
Isla Bonita, hét eiland voor wandelaars
Aan de kust geen zandstranden, wel veel begroeiing, vooral in het noorden en oosten. La Isla Bonita is bij uitstek het eiland van de wandelaar. Een exoot in de subtropische archipel van Canarische eilanden. Het eiland is relatief klein, 42 bij 24 kilometer, maar gerelateerd aan het oppervlak een van ’s werelds steilste eilanden. Van alle Canarische broertjes het verst verwijderd van de Sahara, na de dwerg Hierro. Atlantische invloeden doen zich meer gelden dan bij buureilanden oostelijk.
Caldera de Taburiente fungeert als poortwachter: natte oceaanlucht, door passaatwinden gedreven, blijft hangen aan de noord- en oostzijde. Wolken rond de kraterrand verspreiden zich als mist over de kustregionen, tot vreugde van planten, die vooral de noordkust tot een groen walhalla maken. De wandelaar die weelde wil ervaren, kan letterlijk de mist ingaan. Maar schoonheid heeft nu eenmaal een prijs.
Wandelpad Camino Real, Koningsroute
De taxichauffeur zet me op de eerste wandeldag af in het noordelijke gehucht Franceses, dat uitziet over de oceaan. De bloemen rond eenvoudige huisjes stemmen vredig. Toch stroomde hier ooit lava met geweld het water in. De oude wandelroute Camino Real, Koningsroute, baant zich een weg tussen gestolde lavastromen die heftiger golven dan de oceaan in de diepte.
Maar het gesteente is vrijwel onzichtbaar, bedekt door planten met uiteenlopende groen- en geeltinten. Vanaf de eerste wandelmeters ben ik ondergedompeld in een plantenzee - vele soorten zag ik nooit eerder. La Isla Bonita herbergt vele endemische soorten, uniek voor dit eiland: vetplanten, cactussen, bloemen en kruiden. Palmees kruiskruid, fluweelpootje, wilde fresia en Canarische steenbes maken verderop plaats voor een concentratie drakenbloedbomen. Onderwijl vele doorkijkjes over de oceaan. Een festijn voor het oog.
Naar Casa del Monte
Nederlandse scholen hebben voorjaarsvakantie. De taxi heeft mij afgezet samen met twee afzonderlijk reizende SNP-stellen, uit het onderwijs. Dankzij de schoolsluiting leg ik deze week niet in eenzaamheid af. De tweede wandeldag trotseert het taxibusje ternauwernood de steile, met kuilen bezaaide bergweg die leidt naar Casa del Monte (1330 m), halverwege de flanken van de caldeira. We schudden heen en weer, maar de chauffeur stuurt met een nonchalance alsof hij een kaarsrechte asfaltweg berijdt. Boven aangekomen complimenteert hij zijn voertuig met handklopjes.
Nevelwoud Los Tilos, een Unesco-reservaat
In goed gezelschap daal ik af naar het noordoosten, aanvankelijk door aardedonkere tunneltjes waardoor een irrigatiekanaal loopt. De zon schijnt, maar binnen regent het. De gangen leiden langs afgronden, begroeid met paarse, roze en gele bloemen, naar een bron. Het landschap verwildert. Vier soorten laurierbomen, soms tientallen meters hoog, doemen op uit de mist die condenseert tot regendruppels op de bladeren. Varens en bloeiende planten profiteren van het vocht. Het nevelwoud van Los Tilos is even sprookjesachtig als zeldzaam, niet voor niets een Unesco-reservaat.
Wandeling over vulkaanketen Cumbre de Vieja
Trekkend van noord naar zuid betreed ik iedere dag een andere wereld. La Isla Bonita wordt een minicontinent genoemd: de diversiteit aan landschappen en microklimaten is verbluffend. Het droge zuiden is toegankelijker dan het noorden, ook toeristischer. Een wandeling over de kammen van de vulkaanketen Cumbre de Vieja toont een wereld in zwart en rood, met vergezichten over Hierro, La Gomera en Tenerife. Pijnbomen proberen zich staande te houden, naarmate ik hoger klim, dunt het naaldenkleed uit.
Uitbarsting vulkaan Tenequia
Aan de voet van de dieprode Tenequia staat een dwergpijnboompje solitair in een lavaveld. Tenequia barstte uit in 1971, nabij de oceaan, als jongste vulkaan van het eiland. Dit gebied is onderwerp van een controversiële wetenschappelijke discussie: bij een hernieuwde uitbarsting verdwijnt mogelijk een derde van het eiland in de oceaan, met wereldwijde tsunami’s als gevolg. Maar bananenboeren diep beneden ons maken zich daar niet druk om. Evenmin de taxichauffeur.
De blonde oerbewoners van havenstad Santa Cruz
De gevels zijn fraai, kleurrijke balkonnetjes domineren het straatbeeld. Santa Cruz ademt de rijkdom van weleer. In de 15e en 16e eeuw de derde Spaanse havenstad. Slenterend door de straten probeer ik de geschiedenis te laten herleven. De Spanjaarden verdreven in 1492 de Guanchen, de oorspronkelijke inwoners die toen nog in het stenen tijdperk leefden. De oerbewoners lieten symbolen achter: hoog op de flanken van de caldeira liggen nog steeds spiraalvormige patronen van stenen. De betekenis is tot op heden een mysterie, zo ook het uiterlijk van de Guanchen: blond met blauwe ogen. Maar misschien moet de geschiedenis van dit eiland een raadsel blijven. La Isla Bonita moet je ondergaan, op bergschoenen.