Fietsvakantie met het gezin aan de Franse kust
Aangetrokken door deze reisbeschrijving en nieuwsgierig naar deze relatief onbekende Franse streek zijn we met onze twee dochters afgereisd naar de Vendée, een streek die pal onder Bretagne aan de Atlantische kust ligt. Het is dag één van een zevendaagse gezinsfietsreis van SNP langs hotels en een chambre d'hôte. Van ontspannen fietsen is de eerste kilometers echter weinig sprake. Julia, net zeven jaar geworden, rijdt op haar eigen fietsje mee. Gezien de korte dagafstanden en het vlakke terrein zou dat moeten kunnen, maar de harde wind is spelbreker vandaag. Ze valt letterlijk stil en ik moet haar lange stukken duwen. Tot we 180 graden draaien. Opeens vliegen we over de zandpaden, die inderdaad heerlijk rustig door het landschap vlechten en vrij zijn van auto's. 'Joehoe!', roepen we in koor.
Eiland aan de horizon
We fietsen tussen natte graslanden door, kleine perceeltjes gescheiden door sloten en kreken. We horen het 'wikka wikka' van een grutto in vlucht, en het 'kieoewiet kieoewiet' van een kievit. Met onze ogen dicht is het net alsof we terug zijn in Noord-Holland, fietsend tussen dezelfde weidevogels. Maar we zijn toch echt in hartje Frankrijk.
Afgezien van de wind die vandaag is opgestoken, is het goed fietsen in dit vlakke land. Overal komen we fietsroutebordjes 'La Vendée à vélo' tegen, en opvallend veel fietsende Fransen op bijna antieke stalen Franse fietsen. Tegen een hek staat een oude Motobecane en een dame die ons passeert zit op een minstens dertig jaar oude Peugeot-fiets. Voorop heeft ze een mandje gevuld met een visnet en een krabbetje om kokkels, mosselen en oesters te verzamelen aan de kust.
Het blijft niet bij grutto's en kieviten alleen. Dat dit een belangrijk vogelgebied is, bevestigt een informatiepaneel van de Franse vogelbescherming langs de kant van het fietspad. We zien veel boeren- en huiszwaluwen, leuke, frivole vliegers die insecten vangen in de lucht. Maar de meeste indruk maken de vele, in Nederland zeldzame steltkluten. Hun ultralange poten hangen wat onhandig onder hun lijfjes als ze vliegen. 'Kik kik kik', roepen ze. We zien ook verschillende soorten sterns. 'De beste langeafstandsvliegers van allemaal. Ze komen helemaal uit sub-Sahara Afrika', zeg ik tegen Meinou (10), die nog niet echt onder de indruk is. 'Dat is wel een jaar fietsen, hoor!'
In de weilanden liggen overal kleine zoutpannen, waar op traditionele wijze zout wordt gewonnen. Er staan kleine schuurtjes met 'Sel' erop. Het gras staat lekker hoog. Een paar koeien en paarden en een ezel kijken ons aan. Alles is heerlijk kleinschalig gebleven hier, alsof je een paar decennia teruggaat in de tijd. We bereiken een vissershaventje, waar de kleine houten schuiten scheef op het drooggevallen wad liggen te wachten tot de oceaan ze weer optilt. In naastgelegen gebouwtjes kun je 'fruit de mer' en 'moulins', mosselen, eten. We klimmen op de kade. Voor ons strekt zich een heuse Waddenzee uit, compleet met een eiland aan de horizon. 'Daar fietsen we morgen over verder', kondig ik al helemaal in vakantiestemming aan.
Eilandhoppen met de fiets naar Noirmoutier
We hebben geluk. Het tij zit ons mee vandaag. Om elf uur in de ochtend is het laagtij en dat betekent dat we via de Passage du Gois kunnen oversteken naar het eiland Noirmoutier en geen veertien kilometer extra hoeven om te rijden om de brug te nemen. De Passage du Gois is een verbindingsweg tussen het vasteland en het eiland, die alleen bij eb begaanbaar is en bij vloed onderloopt.
'Is dat niet gevaarlijk?', vraagt Meinou. Vlak voor de weg staan grote waarschuwingsborden. 'Lebensgefährlich bei Fluss.' De vloed komt namelijk erg snel opzetten en de weg is viereneenhalve kilometer lang. Gelukkig leest Meinou geen Duits. 'Nee hoor, niet als je op tijd genoeg bent, en dat zijn we.'
Om 10.30 uur staan we klaar om met de eerste auto's mee te rijden over de glibberige, net drooggevallen kinderkopjes en tussen de slierten zeewier. Het blijkt dat de meeste automobilisten niet de hele oversteek maken, maar ergens langs de weg hun auto in het slib parkeren. Met laarzen aan en met emmers in de hand lopen ze het wad op om zeevruchten te verzamelen. Jong en oud, als volleerde steltlopers struint men harmonieus tussen de vogels het wad af, er is genoeg voor iedereen.
Ervaringen fietsvakantie uitwisselen
Op Noirmoutier krijgt Meinou het gevoel dat we al veel langer dan twee dagen onderweg zijn, zo veel indrukken doet ze op. Ook valt op dat er nóg meer fietsbedrijvigheid is dan op het vasteland. Er zijn veel fietsverhuurbedrijven, fietsmarkeringen en fietsroutes en we komen veel andere fietsers tegen, vaak gezinnen, onder wie een Belgisch gezin met drie dochters dat exact dezelfde reis maakt als wij. We zullen elkaar nog een paar maal treffen en leuke ervaringen uitwisselen. Hun jongste is pas zes jaar en moest gisteren ook geduwd worden in de wind, die nu gelukkig is gaan liggen. 'Nu gaat het perfect. Heerlijk!'
Noirmoutier zelf is een mooi historisch stadje, dat veel toeristen trekt. We bezoeken er een kasteel. Vanaf de ringmuur kijken we mooi uit over de daken en het omringende landschap: een bewoonde kust en een leeg binnenland van grasvelden en zoutpannen.
Onze fietsroute volgt vooral de kust. Meestal zijn de paden onverhard en autovrij. We fietsen langs 'langhuizen', langgerekte huizen die uit één verdieping bestaan, wit gepleisterd en met lichtblauwe luiken en oranje dakpannen waar mussen en huiszwaluwen in nestelen. Overal zitten tortelduiven in de sparren en boven op elektriciteitsdraden tussen houten palen. Er zijn veel doorsteekjes naar stranden.
Elke dag gaan we minstens één keer naar het strand om te zwemmen en schelpen te zoeken. Meinou vindt een steen waarop maar liefst vijf hele schelpen kleven. 'Die schelpen zijn de koeien van de zee', leg ik uit. 'Ze grazen de rotsen af en klampen zich overal aan vast.'
'Leven ze dan nog?', vraagt ze. 'Jazeker', antwoord ik. Waarna ze ze van schrik weggooit.
Eilandhoppen met de fiets naar Île d'Yeu
Het tweede en laatste eiland dat we aandoen, is Île d'Yeu. Het ligt te ver in zee voor een brug of weg die droogvalt bij eb. Een veerboot zet ons af in de bedrijvige haven, waar net een streekmarkt aan de gang is. Kleine producenten, vaak biologisch, bieden allerlei smaakvolle waren aan. Wij gaan voor heerlijke crêpes en doen vanaf een bankje onze eerste indrukken op van dit eiland. Ook hier barst het van de fietsverhuurbedrijfjes. Over de boulevard rijden veel fietsers en opvallend veel oude Franse autootjes. Er zijn meerdere ateliers waar kleding wordt gemaakt. Galeries met schilderijen van boten, zee, vogels en huizen. Meeuwen krijsen. Er is een jachthaven en een kleine vissersvloot. Het eiland is toeristisch, maar niet té. En dat is prettig voor fietsers. Want zodra de crêpes achter onze kiezen zijn en we het dorp uit fietsen, maakt asfalt plaats voor gravel en de gezellige bedrijvigheid voor totale rust.
We fietsen langs dolmen en menhirs, en velden vol hoog, wuivend gras en bloemen. Er zijn geen boerderijen, geen weilanden of akkers; we rijden langs een wilde bloemenzee van geel en roze aan de ene kant en de diepblauwe Atlantische Oceaan aan de andere. We volgen de ruige noordkust van het eiland, die bestaat uit scherpe, donkere rotsen, bijna zwart. Oranje korstmossen steken er fel op af, en tussen de kieren nestelen zich felgroene vetplantjes.
Regelmatig maken de kliffen plaats voor natuurlijke inhammen waarin paradijselijke zandstrandjes verborgen liggen met een branding van kalm klotsend kristalhelder water. Wederom geen auto's, alleen zandpaden. We slingeren erover voort met de wind in de rug en continu zicht op het water. Het land golft lichtjes op en neer.
We passeren een vuurtoren, maar stoppen niet eens meer. Meinou is flink voorop geraakt. Ze fietst maar verder zonder achterom te kijken. Ook Julia rijdt stevig door, met de wind in haar haren. Er heerst stilte, behalve het ruisen van de wind. De kinderen raken gewend aan het fietsen. Hun zelfvertrouwen groeit en andersom durven wij ze te laten gaan.
Volgend jaar weer op fietsvakantie
Het valt opeens op dat alles op dit eiland zo klein is. Misschien maakt dát het hier zo leuk. De wegen, de dorpjes waar de huizen pal aan de smalle straten grenzen, de OV-bus die half zo klein is als de bussen thuis. De auto's zijn meestal oude brikjes, natuurlijk van Franse makelij. Buiten de dorpjes voeren zandpaden de velden in, naar zee.
De laatste fietsdag laten we bijna geen pad onbenut. Alle afstekers slaan we in. Naar de kust, naar stranden, een pittoresk vissershaventje en een oude kapel. Het meest bijzondere is een zeven meter hoge rots, die je kunt laten bewegen. Zelfs kleine Julia lukt dat. 'Wow, wat ben jij sterk!' 's Avonds komen we het Belgische gezin weer tegen in het hotel. We wisselen uitgebreid alle leuke ervaringen uit. 'Voor volgend jaar zoeken we weer een fietsvakantie uit', roepen ze enthousiast. 'Wij ook!'
Reviews
- 'Hele leuke vakantie. Vooral het eiland Île d'Yeu is een paradijsje met heel veel kleine zandstrandjes. Uniek eiland waar je anders niet snel komt. Tochten zijn lekker vlak.'
- 'Wij hebben echt een hele leuke fietsvakantie gehad. De tochten waren ook voor onze 8-jarige dochter goed te doen. We waren net wat laat bij Passage du Gois, het regende pijpenstelen, en zijn toen toch nog over de brug gefietst. Dat was een heel eind, maar een prachtige route. De tochten boden veel afwisseling. Er was onderweg genoeg te zien en te doen. Ook de strandjes waren heel verzorgd en ideaal voor kinderen.'