Tekst en fotografie : Sjiva Jansen
Tekst en fotografie : Sjiva Jansen
De opwinding is groot, als we aan het eind van een lange en steile klim eindelijk de Genneralm bereiken. De kinderen rennen enthousiast naar de eerste hut in zicht, de Posch n’hütte. Blijdschap, opluchting. De etappe van vandaag was lang (té lang), maar nu kan het grote uitblazen beginnen. Twee nachten zullen we hier slapen.
Morgen kunnen we een wandeling maken naar keuze, maar we kunnen ook helemaal niets doen. Een dagje op en rond de hut blijven lijkt ons opeens ook geen straf. De traditionele houten almhut ligt er prachtig bij op een grazige hoogvlakte omringd door mooie bergen en met een gezellig terras dat tot laat in de avond nog in het zonlicht baadt.
Tussen de kippen en de schapen scharrelt ook de tweejarige Carola. Zij is de jongste loot aan de familieboom van de Weissenbachers, die al generaties lang de hut bezit. We worden onthaald in de hut alsof we de familie al jaren kennen. Sieflinde Weissenbacher, gekleed in een traditionele dirndl, serveert ons een Weizenbier en Apfelschorle, in haar kielzog gevolgd Stefan Weissenbacher, die een fles Schnapps en kleine glaasjes meebrengt. Op onze komst moet geproost worden.
En op de bergen! Waar hij meteen de loftrompet over steekt. ‘Het leven op de alm is mooi’, zucht hij. Hij vertelt dat de Genneralm in totaal 23 almhutten telt, dat ze vroeger allemaal gedurende de hele zomer werden bemand, maar dat zijn nu nog maar horen bij de laatste drie.
Dan onderbreekt Sieflinde hem. Ze zet een grote, dampende Kasnockn-Pfanne op tafel - ‘Richtiges Bergsteigeressen’ - die we met vier vorken uit één pan helemaal leeg schrapen. Als we voldaan uitbuiken, klinkt er vanachter een heuvel naderend koeienbel gerinkel. Stefan drijft de koeien binnen een omheining naast de hut. Zijn werkdag zit er nu pas op. Morgenvroeg is hij als eerste weer wakker om voor dag en dauw de koeien weer naar buiten te drijven, waarna hij in zijn auto stapt om af te dalen naar het dal - nog vóór zijn gasten wakker worden - waar hij ook nog een reguliere baan heeft.
Aan het eind van de middag komt hij terug, verzorgt de koeien, eet en drinkt met de gasten en geniet van het bergleven. Dat houdt hij het hele seizoen vol tot ergens in september de jaarlijkse Almabtrieb plaatsvindt. Tijdens dit volksfeest worden alle koeien versierd en tegelijk de berg af gedreven waar het hele dorp uitloopt om ze binnen te halen. Het markeert al eeuwen de overgang van de zomer naar de winter.
De volgende dag hebben de kinderen geen moeite om zich te vermaken op en rond de hut. Julia is helemaal happy als ze ook zo’n mooie dirndl jurk krijgt aangemeten. Sieflinde staat al vroeg Erbsensuppe mit Würsteln te koken voor de wandelaars die de hele dag af en aan komen. En bij mij kriebelt het weer. Rond de Genneralm liggen meerdere bergtopjes voor het grijpen. In de middag beklim ik de Gennerhorn, en wordt beloond met een uitzicht over half Oostenrijk.
In het westen laten de Alpenreuzen van de centrale hoofdkam zich zien: de Großglockner, Oostenrijks hoogste, is makkelijk te herkennen. Meer noordwaarts, richting Duitsland, torent het indrukwekkende kalkmassief van de Berchtesgadener Alpen uit. In het zuiden ligt nog zo’n eenzaam kalkmassief, van de Dachtstein, met een gletsjer die glimt in de zon. In het oosten ligt vlakke laagland van Oberosterreich. Je vergeet het haast, maar Oostenrijk bestaat lang niet alleen uit bergen.
Het is maar goed dat de kinderen een rustdag hebben, want morgen wacht de koninginnenetappe. We trekken dan verder naar een volgende almhut, op de Postalm, één van de grootste almgebieden van Oostenrijk. Hier zullen we ook weer twee nachten blijven. We kiezen voor de mooiste, maar tegelijk de zwaarste route. Niet onderlangs de bergen, maar dwars over twee steile bergruggen heen. Het wordt een ware monstertocht. Stefan wrijft in zijn ogen. Hij is nu eens niet als enige zo vroeg op. We vertrekken als de zon nog ver weg achter de bergen schuilt.
Het eerste uurtje lopen we in de heerlijke koele schaduw. Net als we zijn begonnen aan de eerste klim, halen de eerste zonnestralen ons in en breekt het zweet ons direct uit. Julia, die helemaal niet tegen warmte kan, heeft het meteen zwaar. We moeten alles uit de kast trekken om haar te motiveren. Heel belangrijk is te weten hoe ver het nog is, ook al is dat nog ver. We doen spelletjes.
Wanneer zelfs dat niet meer werkt, grijpen we naar ons laatste redmiddel: een grote reep chocolade. Hiermee halen we nèt aan de 1.764 meter hoge top van de Hoher Zinken. Terwijl Julia de laatste blokjes opsmikkelt, pakken wij de kaart erbij. De top is een uitgelezen plek om de route te bestuderen. Nu de etappe bijna letterlijk kunnen overzien, komt de kaart ook voor Julia veel meer tot leven. De afstanden worden duidelijk, de verschillen tussen een dal, een bergtop en een bergpas. Het is wel duidelijk: we hebben nog een eind te gaan.
De vallei waarin we afdalen is ruig en verlaten. Met een wilde begroeiing en meer rotsen. Van een duidelijk pad is steeds minder sprake. Verftekens op grote keien en boomstammen markeren de route en het wordt steeds lastiger om ze allemaal te vinden. We maken van de nood een deugd: een wedstrijdje wie als eerste de strepen vindt.
Julia loopt voorop en wint meestal. Nu we niet meer zo steil hoeven te klimmen, komt er ruimte voor genieten. In deze omgeving is dat niet moeilijk. We komen geen mens meer tegen, het stil en we worden omringd door heel veel natuur. Ik hoef Julia zelden op iets te wijzen, want ze spot heel veel uit zichzelf. ‘Een salamander!’ roept ze.
We vinden insecten, zoals sprinkhanen, een reizenmierenhoop, een grote kraai, een adder rustig badend tussen het gras in de zon, heel veel bloemen, wilde aardbeien. Op een bepaald stuk fladderen tientallen vlinders in het rond, die ons soms ook aanzien voor een bloem. ‘Er zit er eentje op je neus, pap!’ Wandelen is leuk als er veel te zien is onderweg.
Dan begint de tweede klim. Het is meteen steil, maar dit keer is het pad veel smaller en spannender. Daardoor moeten we wel iets voorzichtiger zijn, maar is het ook minder saai dan op een breed pad. Julia komt beter vooruit dan tijdens de eerste klim. Voor mij is het leuk om te constateren dat ze een goede balans heeft, vrij is van hoogtevrees en tredzeker. Behendig klimt ze tussen hoog gras door. Soms is het zo steil, dat onze handen er even aan te pas moeten komen. Op een paar héle smalle richels krijg ikzelf een beetje de kriebels en houd haar stevig vast.
De klim leidt ons naar een klein pasje, en aan de andere kant van de bergflank ligt de Postalm aan onze voeten: een grazige hoogvlakte met lariksbossen zo ver het oog reikt. Het loopt tegen het eind van de middag. Het einde van onze energievoorraad, zowel die van jong als oud, komt in zicht.
Een kwartiertje lopen verder dient zich plots de bewoonde wereld weer aan in de vorm van een ‘urige’ houten almhut onder aan een rots, waar een omaatje in de deuropening in een schommelstoel zit. We bestellen limonade en taart en laten het ons heerlijk smaken. Als ze hoort waar we helemaal vandaan komen, mag Julia zich extra tegoed doen aan de privé snoeppot. Want dat is wel een hele grote prestatie, helemaal vanaf de Genneralm!
We mogen met recht trots op onszelf als zelfs de locals onder de indruk zijn. En we zijn er nog niet! De Postalm is één van de grootste almen van heel Oostenrijk en het is nog wel een uur verder lopen naar onze slaaphut. Was het gedurende de dag een uitdaging om het moreel bij de kinderen hoog te houden, nu is dat geen enkel punt meer. De energie is op, maar het moreel is torenhoog.
De laatste kilometers beleven we als een ware apotheose, die vooral wordt veroorzaakt door het wonderschone landschap van de Postalm. De zere benen kunnen niet beletten dat we met volle teugen genieten van de frisgroene weides afgewisseld door bossen van lariksen, de mooiste aller naaldbomen, en een heerlijk horizontaal pad over lichtgrijze en gladde kalkstenen. Grote keien nodigen uit om op te zitten of te klauteren, terwijl de lage zon de bergen in vuur en vlam zet.
Spelletjes spelen of motiveren hoeft niet meer. De moeilijke momenten zijn alweer bijna vergeten en we verkeren haast in een soort overwinningsroes. Ik zie het in de ogen van Julia. De bekende Nederlandse bergklimmer en vader, wijlen Ronald Naar, zei eens: ‘Je krijgt maar één keer de kans om kinderen in de bergen te introduceren.’ Die hebben we vandaag ten volle benut.