Sneeuwwandelen in Rhätikon Op zoek naar ongerepte poedersneeuw

De sneeuw knettert protesterend onder onze sneeuwschoenen. Aan de horizon ontplooit zich een oneindig berglandschap tegen een strakblauwe hemel. Bij iedere overwonnen hoogtelijn krijgen we nieuwe toppen te zien. We nestelen ons in de sneeuw, drinken hete thee uit onze thermoskan en genieten van het prachtige uitzicht. Welkom in Zwitserland, welkom in de Rhätikon-bergen.

Meer kunnen landschappen niet van elkaar verschillen. De avond ervoor ben ik vanuit de Lage Landen in het donker met de trein aangekomen in St Antönien, een Alpendal omringd door bergen met klinkende namen als de Eggberg, de Schesaplana en de Drusenfluh. Nu staan we na een flink ontbijt klaar voor de eerste tocht in de bergen van de Rhätikon. ‘We beginnen met een opwarmertje’, zegt Dominik terwijl hij me toont hoe ik de sneeuwschoenen rond mijn bergschoenen moet binden. Dominik, de zoon des huizes, neemt wandelaars mee de bergen in, terwijl vader Toni en moeder Käthy het Berggasthaus Michelshof open houden. ‘We kijken iedere ochtend naar de sneeuw op de bergflanken om het lawinegevaar in te schatten. Op basis daarvan passen we onze wandelroutes aan’, legt Dominik uit. Er ligt minder sneeuw dan andere jaren, waardoor het gevaar voor lawines op het laagste niveau staat: zeer onwaarschijnlijk.

Tekst en beeld: Teun de Voeght

Sporen in de sneeuw

Als je met Dominik op stap gaat, is Emma er ook altijd bij: een negenjarige sint bernardshond die de bergen hier als geen ander kent. Naast hun berghostel fokken Käthy en Toni ook sint bernards. Waar beter dan in de Zwitserse Alpen, toch?

Tussen twee stukken bos die gekenmerkt zijn als wildreservaat gaan we op pad. In een lange bocht gaan we steeds hoger. De zon weerkaatst fel op de sneeuw en we zetten onze zonnebrillen op en smeren ons gezicht in met zonnebrandcrème. ‘Ook al is het winter, de hoogtezon op de sneeuw blijft heel verraderlijk. Voor je het weet zie je zo rood als een kreeft’, lacht Dominik. Nog een korte steile klim en dan komen we uit op een grote kom die tot aan de top van de Eggberg loopt. ‘Hier doen we het voor!’, roept Dominik. ‘Woehoew!’ Voor ons ligt een uitgestrekt stuk ongerepte poedersneeuw. Er is geen spoor te zien. Emma zakt tot haar middel in de sneeuw en beslist om dan maar het verse spoor van Dominik te volgen. In ongerepte diepsneeuw stappen is vermoeiender dan in een gemaakt spoor, maar met des te meer poëzie. Als we even pauzeren en achter ons kijken zien we onze eigen voetsporen tegen de zuidflank van de Eggberg omhoog zigzaggen. ‘Een spoor in de sneeuw is alleen maar mooi als je het zelf hebt gemaakt.’ Ik kan hem geen ongelijk geven.

Op de top graaft Dominik met zijn spade een zitbankje uit in de sneeuw. We gaan op onze rugzak zitten. Een perfect zicht op de bergen, een warme zon op ons gezicht, een theetje bij het lunchpakket. Heerlijk! En dan moet de afdaling nog beginnen.

Drie wandelcategorieën

Dominik heeft zijn wandelingen opgedeeld in drie categorieën. ‘WT1 zijn korte tochtjes waarbij we wat meer tijd hebben om foto’s te nemen, een kaasfondue te houden, te genieten van het uitzicht, of gewoon om op tijd terug te zijn voor de sauna.’ Het grootste aanbod aan wandelingen is de groep WT2. ‘Hier zijn er heel veel opties en verschillende combinaties. Van tochten met flink wat hoogtemeters, tot vlakkere uitgestrekte wandelingen. Maar meestal geen al te moeilijke passages.’ De zwaarste wandelcategorie is WT3. ‘Hier kunnen wandelingen tussenzitten met soms moeilijkere technische stukken met heel wat hoogtemeters, en is enige wandelervaring wel een must’, legt Dominik uit. Zowel bij WT2 als WT3 ben je bijna een hele dag op stap.  

De volgende dag staat er een WT3-wandeling op het programma. Het is nog vroeg. De stilte die opstijgt uit het St Antöniendal is oorverdovend. Langs Älpetli klauteren we naar boven. Uitnodigend ontplooit het brede dal zich voor ons. Voetje voor voetje gaan we de helling op, tot we het juiste wandeltempo hebben gevonden. Steeds hoger. De houten huisjes ver onder ons worden alsmaar kleiner, tot het nog maar puntjes zijn. ‘Kijk daar’, wijst Dominik. Goed gecamoufleerd staan gemzen en steenbokken te grazen op de open stukken. Deze winter is nog niet zwaar geweest voor de dieren. ‘Dat is wel wat anders als er meters sneeuw liggen en de dieren niet bij de plantjes komen. Dan vinden we geregeld dode reeën, gestorven van uitputting.’

In de verte steekt een gems het dal over. Pikzwart steekt hij af tegen de blauwwitte sneeuw. De zon zit nog achter de bergkam, maar hier en daar schildert ze de kalkrotsen al oranje-geel. Wanneer er twee skiërs naar beneden komen haast de gems zich naar zijn groepje, veilig op de ontoegankelijke richel.

 

Lunch with a view

’s Middags lunchen we naar goede gewoonte met een prachtig uitzicht, vandaag vanop de Gämpifluh. Uitgerust dalen we eerst een klein stukje af om dan aan de laatste klim van de dag te beginnen. Nog 50 hoogtemeters te gaan. Voor dit stukje doen we onze sneeuwschoenen uit en gaan op onze bergschoenen verder. ‘De wind heeft de meeste sneeuw weggeblazen en er zijn te veel rotsen’, legt Dominik uit. We balanceren op de smalle richel en komen zo veilig bovenop de Riedkopf te staan, 2.552m hoog. Wat een uitzicht! We staan pal op de grens en kunnen zo Oostenrijk binnenwandelen. 

De 1.200 hoogtemeters omhoog gaan naar beneden een heel stuk sneller. Sporen van skiërs lopen kris kras naar beneden. Wij springen door de poedersneeuw recht naar beneden. ‘Je moet naar achteren leunen en joggen’, doet Dominik voor. ‘Zo zak je niet te diep weg in de sneeuw.’ Het duurt even voor ik de techniek onder de knie heb, maar dan gaat het razendsnel tot het dal van Partnun.

Wandelaars en tourskiërs zitten op banken buiten het Salzfluh restaurant. De avondzon werpt lange schaduwen over de sneeuw. We gaan zuchtend zitten. Dat biertje zal smaken. ‘Waar gaan we morgen naartoe?’, vraag ik aan Dominik.