Wandelen Ecrins

Grand tour rond een kist vol juweeltjes

‘Écrin’ is Frans voor juwelenkistje. Les Écrins zijn een bergmassief in de Franse Alpen, vernoemd naar het kroonjuweel, de Barre des Écrins, die met een hoogte van 4102 meter de enige vierduizender is in een flink gezelschap drieduizenders. Kenners noemen de Écrins het mooiste hooggebergte in de Franse Alpen.

De Tour des Écrins is een wandelroute van acht wandeldagen om dit machtige massief. Je begint aan de steile noordkant en gaat vervolgens met de klok mee rond: via oost, zuid en west loop je weer terug naar noord. De tour is de zwaarste groepsreis die SNP momenteel in zijn programma heeft; de enige met zwaarte classificatie 5. Alles bij elkaar klim je ruim negenduizend hoogtemeters, meer dan de totale hoogte van de Mount Everest. En voor de duidelijkheid: zoveel daal je er ook.

Maar belangrijker dan die statistieken is het gebied dat je krijgt voorgeschoteld: schitterende panorama’s, gletsjers, sneeuwvelden, woeste bergbeken, bloemige alpenweides, pittoreske bergdorpjes en een omvangrijk aantal cols waar je overheen gaat. De hoge toppen zijn voor de alpinisten, maar je hebt er wel voortdurend zicht op. Onze hoogste col deze week is de Pas de la Cavale, een passage op 2735 meter.

In juli 2024 ligt er hoog in de Écrins nog abnormaal veel sneeuw. De afgelopen jaren viel er heel weinig sneeuw in de Alpen, maar gedurende de winter van 2023/2024 sneeuwde het weer eens ouderwets veel. Dat is heel goed nieuws voor de gletsjers in het gebied, die dankzij dat sneeuwpakket eindelijk weer een klein beetje kunnen aangroeien.

Sneeuwvelden

Begin juli hebben we daardoor ineens een aantal sneeuwvelden te verwerken op weg naar de Pas de la Cavale. We hebben onze route van tevoren al aangepast, want normaliter zou de iets hogere en vlakbij gelegen Col de l’Aup Martin (2761 meter) onze hoogste passage zijn geweest, ware het niet dat de sneeuwvelden op deze col te steil zijn, waardoor ze voor ons niet te passeren zijn. We hebben ons naar de vallei van de woeste bergbeek Fournel laten brengen voor de dagstart en van hieruit kunnen we de sneeuwveldjes op de Pas de Cavale zonder stijgijzers prima de baas.

Ons reisdoel is vandaag de refuge du Pré de la Chaumette, een van de vele hutten van de Franse Bergsportvereniging FFCAM, de Fédération des Clubs Alpins en de Montagne. Zestig bedden hebben ze hier en wij bezetten met onze groep vanavond een kwart van de hut. Ons lager telt 16 bedden en schouder aan schouder slapen verkleint je privacy, maar vergroot de camaraderie des te meer.

Omdat de hut op ruim 1800 meter hoogte ligt, hebben we vanaf de col nog een afdaling van 900 meter voor de boeg. Het is een zonovergoten dag en daarom nemen we de tijd voor een ruim aantal tussenstops. Daardoor komen we laat binnen: het terras ligt al in de schaduw van de naastgelegen Puy de la Chaumette als we aankomen en een biertje bestellen. We kunnen meteen aan tafel, want het eten wordt collectief geserveerd voor de hele bemanning. De hut is gezellig vol en gelukkig nog niet afgeladen. Er staat een soepje op het menu, gevolgd door chili con carne, een stukje lokale kaas als tussengerecht en dan nog een heerlijk toetje. Het eten op de hele reis is uitstekend en ook de vegetariërs prijzen de koks dagelijks voor hun inspanningen. Zelfs over de ontbijtjes hoor je niemand klagen, terwijl Franse ontbijtjes voor Nederlandse begrippen toch vaak best karig zijn.

We zitten inmiddels aan de zuidkant van het Écrins-massief en dat is het hoge gedeelte van de route. Daarom overnachten we in drie hooggelegen refuges op rij en zien we geen bewoonde wereld meer. Ook onze bagage kan niet elke avond in elke hut worden gebracht, en dat maakt de tocht eigenlijk alleen maar leuker. Over gebrek aan comfort hoor je niemand, want eigenlijk is een beetje Spartaans doen best leuk. Douchen kan bovendien wel iedere avond, zelfs warm.

Koninginnenrit

Onze volgende hut is de refuge du Clot. We roepen de etappe van vandaag uit tot onze koninginnenrit, omdat we maar liefst drie cols over gaan: de Col de la Vallette, dan de col de Gouiran en daarna die van de Vallonpierre, allemaal rond de 2600 meter hoog. Er tussenin zitten flinke afdalingen. Die zijn goed voor in totaal zo’n 1400 meter stijgen en ruim 1600 meter dalen, wat qua statistieken eigenlijk een gemiddelde wandeldag is deze week. De route is fantastisch. Waar onze eerste sneeuwpassage gisteren nog voor wat gezonde spanning zorgde, nemen we onze sneeuwveldjes een dag later al bijna routinematig. De refuge du Clot is een knusse en charmante hut aan de Severaisse, het riviertje in het dal van Valgaudemar. Met het raam wijd open vallen we ’s avonds op het geraas van de beek moeiteloos in slaap.

Een dag later staat de klim naar onze laatste refuge op het programma, de refuge des Souffles, met 1969 meter de hoogste overnachtingsplek op onze tour. Met 30 bedden is het meteen ook onze kleinste. Na een gezellige afdaling langs de Severaisse slaan we ’s ochtends bij La Chapelle en Valgaudemar rechtsaf en beginnen we aan de klim naar ons hoogste punt van de dag, de col des Colombes. De lucht is weer eens strakblauw, maar de klim op de helling aan de zonkant wordt daardoor bloedje heet en is o zo steil. Er is geen wind en vrijwel nergens schaduw. We klimmen langs een 80 meter hoge waterval omhoog, maar om verkoeling te brengen ligt hij veel te ver weg. We jassen er met gemak ieder twee liter water doorheen, en als we op de col zijn moet bijna iedereen sparen met zijn laatste beetjes water. Alsof het zo moest zijn ligt hier - precies na de col - het Lac du Lautier, een kraakhelder bergmeertje waar we heerlijk skinnydippend afkoelen. De refuge is dan nog maar een half uur afdalen en het terras bij Des Souffles is goddelijk, het panorama eindeloos en de Berberthee van huttenwaard Jean-Claude super.

Noodweer

Het ritme van de reis krijgt hierna een andere cadans. Er volgen drie nachten in gîtes, die alle drie relatief laag liggen, in lieflijke dorpjes in achtereenvolgende dalen. Dat betekent van het dal naar de col klimmen en weer afdalen naar het volgende dal. Eerst is Les Arias aan de beurt in Le Désert, een gîte die ook dienst doet als bar voor het hele dorp. Dat geldt ook voor Le Béranger in Valsenestre, dat we een dag later aandoen. Valsenestre blijkt een dorp als een openluchtmuseum: ansichtkaartniveau, inclusief geraniums. De lokale bevolking komt er een biertje doen en kijkt zijn ogen uit naar de hoge waterval op de berg aan de overkant dan het dal die soms, bij hoge uitzondering, donkerbruin tot zwart kleurt. Dat gebeurt na noodweer en dat noodweer overviel ons toen we bijna bij de col waren. Op de col de Cote Belle vind je heel bijzondere formaties van leisteen, schalie en schisten, staketsels die ze het stekelvarken noemen, maar ook ‘de orgelpijpen van Côte Belle’. Gelukkig is het droog als we daar passeren, maar zelf zijn we tot de laatste vezel van de onderbroek doorweekt. De zon schijnt zelfs weer, dus het had allemaal nog veel slechter gekund, om maar eens een oud Gronings gezegde aan te halen.

Ook onderweg hadden we het slechter kunnen treffen. Op diverse plaatsen zijn een paar weken geleden nog wegen weggespoeld en de laatste dag moeten we de kabelbaan naar Les Deux Alpes pakken om daar te worden opgehaald, want de route naar eindhalte Le Bourg d’Arud is weggespoeld. De busjes staan klaar bij de uitgang van de télépherique en brengen ons terug naar La Besse, waar we onze Grand Tour ruim een week geleden ook begonnen.

Deze Tour des Écrins is inderdaad een parel van jewelste. Niveau 5 staat bij SNP voor ‘expert/uitdagend’. Niet fit aan de start verschijnen is dus geen optie. Het is een schitterende, uitdagende en intense trip, en de beloning voor je inspanning is weergaloos. Niet voor niets maakt deze ronde deel uit van de Hexatrek, de lange-afstandsroute door de 14 mooiste en hoogste Nationale Parken van Frankrijk. Liefhebbers zien we graag aan de start verschijnen!

 

Tekst en beeld:

Rien Jans