In Calabrië zijn veel wegen belabberd en spreekt geen kip Engels. En dat maakt de streek nou juist zo onweerstaanbaar. Welkom in het best bewaarde geheim van Italië.
Als Italianen het hebben over het Derde Eiland – na Sardinië en Sicilië – dan spreken ze niet over Elba of Capri. Ze bedoelen ook niet Lampedusa of Stromboli. Nee, het is Calabrië waar het om draait. Calabrië? Ja, de streek behoort dan wel tot het vasteland, maar een flinke rits majestueuze bergen en kloven zorgt al sinds mensenheugenis voor zo’n geïsoleerde ligging dat de regio net zo goed door een oceaan van de rest van Italië gescheiden zou kunnen zijn. Hoewel er zo’n tien jaar geleden na jaren van politiek gesteggel eindelijk een snelweg richting Napels werd gladgestreken, zakken nog altijd slechts weinig avonturiers af naar deze minst bezochte uithoek van Italië. Volledig onterecht. Met de nationale parken van Pollino en Sila kriebelt er immers meer dan genoeg groen tussen de tenen van de Italiaanse laars. Bijkomend voordeel: de reizigers die het avontuur wel aandurven, hebben al dat natuurschoon bijkans voor zichzelf alleen. Je hoort ze bijna naar elkaar fluisteren. ´Pssst… Niemand iets doorvertellen hè.´
Woest woud
Allereerst het Nationale Park van Pollino, met 273.000 voetbalvelden aan ongerepte wildernis het grootste natuurpark van Italië. Tijdens deze 10-daagse autoreis vind je er ondermeer de Zuid-Italiaanse evenknie van de Grand Canyon. Je hoeft vanuit je bed & breakfast in het dorpje Civita maar twintig meter de deur uit te lopen en je staart zo honderden meters de diepte in. Via een oud muilezelpad zijn de torenhoge rotswanden zonder al te veel moeite ook prima te voet af te dalen. Uiteindelijk kom je zo uit bij de ´brug van de duivel´: een fotogeniek steenboogje over het smalste deel van de kloof. Kleine kans dat je er andere wandelaars tegen het lijf zult lopen.
Waar het Nationale Park van Pollino de nodige zongebleekte vergezichten oplepelt, kun je in Sila maar al te letterlijk door de bomen het bos niet zien. Het natuurpark bestaat voor het grootste deel uit een dichtbegroeide hoogvlakte, waar reusachtige naaldbomen de wolken kietelen en je met een dosis geluk een glimp kunt opvangen van steenbokken, wilde zwijnen, wezels, otters, steenmarters, vossen of zelfs sporen van de Apennijnenwolf. Omdat de wandelingen slechts langs de randen van het woeste woud slingeren, kun je op diverse punten gelukkig nog steeds kilometers ver de horizon afturen, soms zelfs helemaal tot aan zee. Ook hier kun je ondertussen een dennennaald horen vallen.
Grieken en Albanezen
Met een vrachtlading aan schilderachtige dorpjes zit het tussen al die natuurpracht ook qua culturele hoogtepunten wel snor. Zo moeizaam als buitenlandse bezoekers het gebied tegenwoordig weten te vinden, zo gretig werd Calabrië in het verleden onder de voet gelopen. Ooit maakte de streek deel uit van de Magna Graecia: het deel van Italië dat al voor de gloriedagen van het Romeinse Rijk door Griekse kolonisten werd ingelijfd. Meer dan 2.500 jaar na dato stuit je tijdens deze reis nog overal op de sporen van dit verleden. In Sybaris bijvoorbeeld, ooit een belangrijke Griekse stad waar archeologen ondermeer een eeuwenoud theater hebben afgestoft. Of op Capo Colonna, waar een eenzame zuil tussen de lokale ruïnes nog altijd herinnert aan de pracht en praal van weleer. Zelfs de Griekse wiskundige Pythagoras overdacht in Calabrië ooit zijn stellingen onder het mediterrane zonnetje.
Eeuwen na de Grieken zochten ook Albaniërs massaal hun toevlucht tot de onherbergzame bergen van Calabrië, op de hielen gezeten door oorlogszuchtige Turken. Civita is een van de vele dorpen in de streek waar de Albanese cultuur zodoende nog springlevend is. Op de menukaart vind je er Albanese gerechten, men spreekt een stokoud Albanees dialect en op Albanese feestdagen dansen de bewoners in traditionele klederdracht op dito muziek door de straten. Zelfs de verkeersborden zijn er Albanees. Gelukkig toveren de kenmerkende case kodra ook zonder enige talenknobbel een glimlach op je gezicht. Op deze huizen zijn de ramen en schoorsteen zo geplaatst dat de hele gevel op een guitig gezicht lijkt.
Vanuit Civita rijd je met je eigen auto ook in een zucht naar Morano Calabro: één van de mooiste middeleeuwse dorpjes van het land, vol karakteristieke kronkelsteegjes en – vanaf de kasteeltop – een fenomenaal uitzicht over het Nationale Park van Pollino. M.C. Escher was zo gecharmeerd van het uitzicht dat hij Morano Calabro vereeuwigde in een van zijn curieuze tekeningen. Nog niet verzadigd? Ook de charmante dorpjes San Lorenzo en Cerchiara liggen slechts een kort ritje verderop.
Authentiek
Het moge duidelijk zijn: Calabrië is een volstrekt unieke streek waar men gehaktballen draait van alle gangbare clichés over Italië. De regio is dan ook bij uitstek geschikt voor de meer avontuurlijke reiziger of de gevorderde Italiëganger die de meer geplaveide hoogtepunten al lang en breed heeft afgevinkt. Eerlijk is eerlijk: je moet er wel wat voor over hebben. Een groot deel van de wegen kan wel een onderhoudsbeurt gebruiken, langs de wandelpaden ontbreekt veelal bewegwijzering (gelukkig word je voorzien van goede kaarten) en het is goed zoeken naar een ober die meer dan drie woorden Engels spreekt. Wie door dit soort kleine ongemakken weet heen te prikken, wordt echter beloond met een bestemming waar het woord ´authentiek´ nog niet wordt geschreven in flikkerende neonletters.
Eenmaal voorbij de ruige bergkloven en wilde dennenwouden wordt de reis bovendien afgesloten in het meest toegankelijke deel van Calabrië: op haar schitterende stranden. Waar badgasten iets noordelijk langs de kust bijna gegarandeerd ruggetje aan ruggetje zitten, kun je in het diepe zuiden nog in relatieve rust op je badlaken neervlijen. Dit zijn de stranden waar de Italianen zelf op vakantie gaan. Geef ze eens ongelijk. Het water is zo azuurblauw dat je bijna zou denken dat er stiekem iemand flessen afwasmiddel staat leeg te spuiten.
Zelf op reis?
Nieuw in het reisaanbod van SNP is deze 10-daagse privé rondreis door misschien wel het meest onbekende deel van Italië. Calabrië verrast je door haar ruige berglandschap, diepe kloven en middeleeuwse dorpjes. Je sluit je rondreis af met het azuurblauwe water van de Middellandse Zee.