Twee uur te laat stappen we midden in de nacht de warmte in van Tanzania. Gelukkig hebben we in Nederland onze visa gekocht en mogen we om de dringende meute heen. Een man met een vriendelijk gezicht steekt glimlachend zijn hand uit, en toont een papiertje met “SNP Dijksterhuis” erop…
Mohamed gaat ons voor naar zijn roestige landcruiser en rijdt mijn dochter, zoon en mij door de lege straten van Dar es Salaam naar het hotel. Hij zal ons negen dagen gidsen in de natuurgebieden Mikumi en Selous, waar minder toeristen, maar meer vogels te zien zijn dan op de beroemde Serengeti-vlakte. SNP beloofde een gids met vogelkennis en Mohamed kent inderdaad alle vogels. Natuurlijk willen we ook graag leeuwen en luipaarden zien, maar we willen niet als een gek achter de big five aanjagen.
Het Slipway-hotel ligt aan zee, en het is eb. Op het drooggevallen wad van de Msasani-baai sjouwen mensen en vogels rond om verse etenswaren te verzamelen. Behalve huiskraaien zie ik reigers, ibissen en een gigantische palmgier. Die soort hangt vaak rond bij water, omdat ie van vis houdt.
Een tropisch regenbuitje spoelt de autoruiten schoon. Door de verkeerschaos kruipen we de stad uit van stoplicht naar stoplicht, waar jongemannen gaten in de markt vullen met aanbiedingen als ruitenwissers, poloshirts en cashewnoten. Als ze ons zien, zeggen ze Mzungi, witte. Vooral dochter trekt bekijks, met haar lange blonde haar. De mensen zijn goedlachs, de sfeer is gemoedelijk.
Papaya- en mangobomen wisselen vuurrode flamboyantbomen af. “Christmas trees”, zegt Mohamed, “omdat ze rond Kerst bloeien.” ’s Middags bereiken we de savanne. Het landschap blijft identiek als we het bord: “Mikumi NP” passeren. Er staat geen hek maar prompt zien we impala’s, gnoes, buffels, wrattenzwijnen, bavianen, giraffen en olifanten. Wat veel dieren!